Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Ik [23]ging steeds, alsof het een vriend, alsof het mij een broeder geweest ware; ik ging gebukt [24]in het zwart, als een, die over [zijn] moeder treurt. 23. Dat is, ik hield en gedroeg mij niet anders dan of zij van mijn naaste bloedvrienden geweest waren. Anders, ik ging steeds [tot hen] als [tot] enz. Dat is, ik bezocht hen dagelijks. 24. Dat is, in het zwart gekleed, gelijk de rouwdragenden gewoon zijn te doen. Alzo hfdst.38 vs.7, en hfdst.42 vs.10, en hfdst.43 vs.2. Zie ook Job 5:11.